Marijke, inwoner:
Een pastoor op het strand? Wat staat die daar te gluren naar die blote poep? Hier toont de anti-kerkelijke Ensor zich van zijn scherpste kant. Vergis je niet: in het jaar 1890 was de kerk nog een machtig instituut. De paters en nonnen runden toen de meeste scholen, ze stonden in voor de ziekenzorg en de ouderenzorg, en vooral: zij hadden alles voor het zeggen als het ging over de goede zeden. Een man in soutane afbeelden naast zo een opwaaiend zomerjurkje — van een kind dan nog wel… Ja, dat was echt op het randje van heiligschennis.
Mijnheer pastoor staat met aandacht te gluren naar het roze waterballet. Reikhalzend vanop zijn bergje in het zand, om nog wat beter te kunnen zien. Zo schildert Ensor hem. Maar in werkelijkheid had die priester daar nooit kunnen staan. De bisschoppen hadden het in de 19de eeuw namelijk expliciet verboden aan hun zielenherders om zomaar te gaan baden. Dat kon alleen maar leiden tot ‘slechte gedachten’. Als het écht noodzakelijk was om voor de gezondheid in het zeewater te gaan, dan mocht dat enkel op doktersvoorschrift. En niét in Oostende, maar wel in Blankenberge. Daar waren namelijk meer afgelegen plekjes en stonden ze minder in het zicht…