Fabienne, inwoner:
Ze valt op, de dame in het wit. Misschien was ze wel een debutante. Dat wil zeggen: een jonge vrouw die voor het eerst haar publieke verschijning maakte, flanerend op de dijk, klaar om gespot te worden door een potentiële huwelijkspartner. Reken maar dat het nuttige aan het aangename gekoppeld werd, in de zomer van Oostende. Zien en gezien worden, daar draaide het om.
Een demoiselle uit de rijke burgerij volgde toen een strak dagschema. ’s Ochtends een bezoekje aan de markt of de muziekkiosk op het Wapenplein. Vanaf 11 uur kon er gebaad worden, maar dat gebeurde best met mate. Na de lunch werd tijd gemaakt voor persoonlijke visites, een partijtje tennis, een excursie met een bootje of een acte de présence bij de paardenkoers op de Wellingtonrenbaan. De namiddag sloot ze best af met een wandeling op het staketsel — aansluitend op een diner en danspartij in het Casino-Kursaal.
Overnachten kon vlakbij in Hôtel Continental. Een kamer daar kostte honderd frank. Of dat veel was? Rond 1890 werkte een arbeider in de zware industrie minstens tien uur per dag, aan een dagloon van ongeveer drieënhalve Belgische frank. Eén nachtje onder de satijnen lakens kwam dus overeen met het maandloon van een gewone werkmens. De kloof tussen arm en rijk was nog dieper dan de dijk.